[Aalten]

Zowel de nieuwste technieken als het oude handwerk met houtbeitel en hamer of de smederij zijn onmisbaar voor de molenmakers van Vaags. Het Aaltense bedrijf wordt in landen over de hele wereld gevraagd voor onderhoud, reparatie en renovatie van wind- en watermolens. Ze nemen dan de kennis en vakmanschap mee die sinds 1904 binnen het bedrijf is opgebouwd.

Tekst: Gerard Menting Foto’s: Janette van Egten

Wind- en watermolens zijn (met klompen en tulpen) onlosmakelijk verbonden met het beeld dat van ons land bestaat. Dat er in Nederland nog zo’n 1.200 windmolens draaien, waarvan een groot deel ook nog maalvaardig is, danken we aan het besef in de jaren zestig van de vorige eeuw dat actie nodig was om ze niet verloren te laten gaan.

Met de komst van de mechanisering werd het belang van wind- en waterkracht om machines aan te drijven steeds kleiner. Dat was voor de Tweede Wereldoorlog al te merken. In de oorlog kwam er een opleving in het gebruik van molens toen brandstof voor de dieselmotoren schaars werd. Molenaars konden toen nog terugvallen op de wind.

Aan de andere kant van het land bleven de molens, die maalden om de polders droog te houden, nog wat langer in functie. Zelfs nu is nog een aantal bedrijfsklaar om als back-up ingezet te kunnen worden.

Kennis en kunde

“Een molen die stilstaat verdwijnt. Voor het behoud moeten de wieken draaien, anders raakt de molen in verval”, zegt Gerben Vaags. Samen met zijn broers Walter en Martijn leidt hij het bedrijf, waar zo’n 30 vakkrachten werken. Het besef dat de molens voorgoed dreigden te verdwijnen kwam net op tijd. Er waren nog enkele bedrijven zoals de Aaltense molenmaker waar kennis en kunde zat om molens te kunnen restaureren.

Oprichter van het bedrijf Hendrik ten Have en zijn nazaten waren met de tijd meegegaan, leggen Walter en Gerben uit. Van consumptiemeel waren ze overgestapt op het maken van veevoer en deden silo’s en machinebouw erbij. “Veel bedrijven zijn verder gegaan in de machinebouw, wij zijn de traditionele molenbouw trouw gebleven. Zo bleef die kennis bewaard.’’

In het openluchtmuseum in het Duitse Hagen werken vaklieden van molenmaker Vaags aan een bijzondere klus: een paar honderd meter verplaatsen van een windmolen. Op een terrein met hoogteverschillen moet de molen naar een plek hogerop, met als extra hindernis onderweg een poortje van 2,83 meter breed.

Als een puzzel

Geen bedrijf wilde eraan. “Door het ongelijke terrein en de poort kun je geen kranen en ander groot materieel inzetten. Wij lossen dat op door de molen als een puzzel uit elkaar te halen, naar boven te vervoeren en daar weer in elkaar te zetten.” Ze kwamen bij de Nederlandse molenmaker terecht omdat in Duitsland veel kennis verloren is gegaan, legt Gerben uit. “Daar duurde het een generatie langer voordat de molens weer gewaardeerd werden. Daardoor is veel vakmanschap verdwenen.”

Behalve in Duitsland waren molenmakers van Vaags de afgelopen jaren te vinden in Taiwan, Canada, Nieuw-Zeeland en Israël. Dichter in de buurt zijn de molen van Coops in Zelhem en Berenschot’s watermolen bij Winterswijk recente projecten. De watermolen kwam daar in de problemen door de hogere grondwaterstand in het natuurgebied, waardoor het waterrad niet meer rond kon. De oplossing was het rad iets omhoog te brengen, vertelt Walter. “Soms moet je schipperen tussen goed werk en traditie.”

De historie van het Aaltense bedrijf gaat terug tot 1904, toen Hendrik ten Have begon als molenmaker. Kort daarna kwam broer Gerrit erbij, maar die vertrok al snel naar Vorden om voor zichzelf te beginnen. Zoon Jan nam het in Aalten over van Hendrik en in 1960 kwam Henk Vaags bij hem werken. In 1974 nam hij het bedrijf over en ging verder als Vaags Molenwerken. Martijn, Gerben en Walter kwamen in 1994 in het bedrijf. 

De Vordense tak werd later overgenomen door Herman Groot Wesseldijk en vestigt zich in Lochem. Sinds 2011 is die molenmaker terug op het oude nest als beide bedrijven samen verder gaan. Houtzaagmolen Agneta in Ruurlo, van oudsher een belangrijke partner van Vaags, werd in 1999 overgenomen.

Krom hout

In de werkplaats staat een reusachtig tandwiel tegen de muur, met daarvoor op stevige bokken zware eiken balken met een lichte kromming. Het zijn onderdelen van de kap van korenmolen de Sterrenberg uit Nijeveen, die naar Aalten zijn gehaald voor restauratie. De kap van de Drentse molen zakte steeds verder voorover. Met een grote kraan is de kap van de molen gelicht en in onderdelen naar de werkplaats gehaald. Daar worden onder meer de twee gekromde balken in de kapconstructie vervangen. De nieuwe liggen bovenop de balken die vervangen worden en krijgen daar alle inkepingen, boorgaten en andere nodige aanpassingen om straks hun functie over te kunnen nemen. “De houtinkopers weten dat we af en toe krom hout nodig hebben. Dan is het nog wel eens zoeken om de juiste kromming te vinden,’’ legt Gerben uit.

Aan de andere kant is een flink deel van de lengte van de werkplaats nodig voor het werk aan de twee roeden, het ijzeren hart van de wieken. Van deze molen hebben ze een lengte van 26,3 meter, maar ze werken ook wel aan roedes die nog een meter of twee langer zijn, vertelt Walter. Met computerteken- en rekenprogramma’s wordt tot op de millimeter nauwkeurig de zwaarte en lengte van de roeden uitgerekend. Op de krachten die met het draaien van de wieken loskomen, moeten het gebouw en het binnenwerk, dat door het draaien in werking wordt gezet, berekend zijn.

Ingegroeid

De overige onderdelen van de kap hebben ook een plekje in de volle werkplaats gekregen. Er is geen opslag beschikbaar om wat meer ruimte te maken. Het lassen, smeden, de metaal- en houtbewerkingen gebeuren allemaal in dezelfde ruimte. Daarom wordt druk gewerkt aan nieuwbouwplannen. “Hier zijn we uit ons jasje gegroeid’, vertellen de broers. “Vader begon hier in 1988 alleen. Daarvoor zat hij in het centrum van Aalten. Als kinderen liepen we al veel in de werkplaats, daar bouwden we skelters en hielpen vader. Hij bewaarde het montagewerk voor de zaterdag, dan konden we meehelpen. Zo zijn we er ingegroeid. Toen hij naar de grotere werkplaats ging, kon hij ook grotere projecten aannemen.”

Nu gaan de broers nog een stapje verder met de bouw van een nieuwe werkplaats. “We hebben straks, als de nieuwbouw klaar is, drie keer zoveel ruimte’’, schetst Walter, “met daarbij een opslag en kantoorruimte.’’ Samen met het personeel is al een eerste formele schop in de grond gezet op een terrein dat nabij de huidige werkplaats ligt. “We kunnen niet zonder medewerkers. Zij worden nauw betrokken bij de nieuwbouw, om de optimale werkomstandigheden voor elkaar te krijgen. Onze medewerkers is wat Vaags Vaags maakt.” Ze hopen er eind dit jaar de nieuwe werkplaats in gebruik te kunnen nemen.

De molen en de molenaar staan al op de Unesco-lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed. Wat gebroeders Vaags betreft, zou het vak van molenmaker zeker niet misstaan op die lijst.


Jubileum vrijwillige molenaars

Laten draaien van de molens is essentieel voor het behoud. Toen de overheid in de jaren zestig geld beschikbaar maakte voor restauratie van molens was minstens zo belangrijk dat nieuwe molenaars werden opgeleid. Dat begon in Gelderland in 1970, twee jaar later was er een landelijk Gilde van Vrijwillige Molenaars. Die viert dit jaar het 50-jarig bestaan, daarom is 2022 uitgeroepen tot Jaar van de Molenaar.
Dat werd 15 januari in gang gezet door prinses Beatrix, beschermvrouwe van het gilde. Zij onthulde een poster met het logo van het jubileumjaar. Daarop pronkt de Harreveldse molen Hermien. Dat was in de jaren zeventig ook een van de eerste molens waar vrijwillige molenaars, na voldoende geleerd te hebben over de molen en het weer, examen konden doen.
Volgens de molendatabase telt Gelderland ruim 170 molens. Er zijn zo’n 400 vrijwillige molenaars, een aantal dat volgens regelmatig verschijnende oproepen uitgebreid mag worden.