[Keijenborg/Wehl]

Al sinds zijn twaalfde verzamelt Hengeloër Jean Kreunen (56) spullen uit de Tweede Wereldoorlog. Soms moest hij grote moeite doen om ergens aan te komen, soms kwamen spullen ook vanuit het niets op zijn pad. Zo voegde hij ooit een bijzonder kastje toe aan zijn collectie. In het boek Een kist vol oorlogsverhalen vertelt hij erover.

Tekst: Luuk Stam Foto: Jim Kreunen

“Bij tentoonstellingen kwamen er door de jaren heen allerlei mensen naar mij toe. De één had dit in de aanbieding en de ander had dat nog wel op zolder liggen. Zo ook meneer Jansen. Hij kwam oorspronkelijk uit Keijenborg, maar woonde in Wehl. Hij vroeg mij of ik wist wat er op 1 april 1945 – de dag van de bevrijding van een groot deel van de Achterhoek – in Keijenborg is gebeurd.”

“Dat wist ik. Die dag hebben de Duitsers daar bij het terugtrekken het pand van de Algemene Boeren- en Tuindersbond (ABTB) opgeblazen. Voor de oorlog was dat het gebouw van de coöperatie waar boeren hun benodigdheden konden kopen. In de oorlog deed het dienst als munitiedepot. Er lag nog een hoop munitie, waarvan de Duitsers niet wilden dat de Canadezen dat in handen kregen. Daarom besloten ze het op te blazen.”

“Het moest allemaal in een enorme haast gebeuren, want de geallieerden reden al nabij café De Tol, een paar kilometer verderop in de Wittebrink tussen Hummelo en Zelhem. Omdat het allemaal zo snel moest gaan, hebben de Duitsers niet meer de tijd genomen om de buurt te waarschuwen. Daardoor zijn vijf Keijenborgers om het leven gekomen. Ook een 15-jarige jongen uit Ootmarsum, die bij zijn oudere zus logeerde, overleefde het niet. Er kwam zelfs een Duitse soldaat om het leven, die nog in de ABTB lag te slapen. Zoveel haast hadden ze.”

‘Het moest allemaal in een enorme haast gebeuren, want de geallieerden reden al nabij café De Tol’

“Zo vertelde ik dat allemaal tegen meneer Jansen. ‘Het klopt allemaal..’, zei hij. ‘En weet je hoe ze dat gedaan hebben?’ Dat was voor mij niet zo ingewikkeld. De munitie lag er al. Ik nam aan dat ze er een springlading bij gelegd hebben en het geheel toen met zo’n kastje hebben opgeblazen. Meneer Jansen keek mij aan en zegt: ‘Je bent aardig op de hoogte. Zo ging het inderdaad. En dat kastje, dat heb ik.’ Dat kon ik haast niet geloven. Hij zegt: ‘Maar ik wil ’m niet kwijt.’”

“Als iemand zoiets zei, dan begon voor mij de uitdaging. Ik vroeg of ik ’m in ieder geval een keer mocht komen bekijken. Dat mocht. Ik naar Wehl en daar trof ik meneer Jansen. Het was even zoeken, maar bovenin een schuurtje achterin zijn tuin vond hij dat kastje in een mooie leren tas. Die tas was hartstikke droog. De zon had er daar bovenin dat schuurtje in de zomer altijd op gebakken en ’s winters vroor het er dus dat ding was al flink kapot.”

“Dat stak mij natuurlijk. Hij wilde ’m terug op de zolder zetten, maar ik zei dat dit ding straks uit elkaar zou vallen als hij er niks aan zou doen. Dat zou zonde zijn. Het was een historisch object. Hij was niet overtuigd en herhaalde nog maar eens dat hij het kastje niet kwijt wilde. Ik stelde voor dat ik het ding mee zou nemen, de tas zou verzorgen en het dan terug zou brengen. Als meneer Jansen er dan een keer vanaf wilde, was het in ieder geval nog heel.”

“Hij keek nog even naar het ding en bedacht zich uiteindelijk dan toch. ‘Als je er dan zo’n belang bij hebt, dan mag je ’m wel meenemen. Maar dan in bruikleen! Want het is en blijft mijn eigendom! En dat wil ik op papier!’ Zo stond hij daar te tieren. Nou, ik had nog nooit een bruikleenverklaring gemaakt, maar dat was wel op te lossen.”

“Wat ik me nog wel afvroeg, was hoe hij nou aan dat kastje was gekomen. Dat kon hij mij wel vertellen. Hij had dat ding direct na de klap gevonden. Heel Keijenborg ging natuurlijk die kant op om te kijken en hij had die draad op de weg zien liggen. Hij was zo’n techneut dus hij dacht; zo’n draad is altijd handig. Hij rolde die draad zo op zijn arm en verderop zat dat kastje eraan vast. Toen had hij die dus ook maar meegenomen.”

“Hij bleek het ding zelfs na de oorlog nog te hebben gebruikt. In en rondom Keijenborg waren veel klompenmakers actief. Die hadden allemaal populierenhout nodig en na het kappen van die populieren zat die wortelvoet nog in de grond. Die moest je er met de bijl uithakken. Dat was hartstikke zwaar werk. Zij boorden dus een gat in die wortelvoet, deden daar springstof in en bliezen het met dat kastje op. Alles opgelost. Tot er in de jaren vijftig klachten kwamen en de politie dreigde het ding in beslag te nemen. Dat risico had hij maar niet meer genomen.”

“Ik knapte dat kastje helemaal op en het kreeg een plek bij mij in de tentoonstelling. Op een dag komt er een man langs en die vraagt: ‘Hoe kom jij aan dat kastje?’ Ik vertelde hem dat dit kastje niet van mij was en dat ik deze in bruikleen had. ‘Van wie dan?’, vroeg hij. Ik zei dat ik ’m leende van Jansen uit Wehl. Hij zegt: ‘Hoe kwam die daaraan?’ Toen vertelde ik het hele verhaal, dat hij na de explosie die draad had zien liggen, die draad om zijn arm was gaan rollen en aan het eind dat kastje had gevonden.”

“Die man zegt: ‘Oh ja? Daar klopt niks van. Dit is niet zijn kastje. Dit is mijn kastje. En dat is ook mijn verhaal. Ik ben zijn broer. Ik heb dat ding daar destijds meegenomen. Ik ben dat kastje al jaren kwijt en dat heeft hij dus blijkbaar meegenomen toen hij naar Wehl is verhuisd. Maar dat kastje is nu van jou en ik regel het verder wel met mijn broer.’ Ik heb er nooit meer wat van terug gehoord dus het zal in de familie wel opgelost zijn.

Het verhaal over het ‘ABTB-kastje’ maakt deel uit van het boek Een kist vol oorlogsverhalen , dat begin volgende maand verschijnt. Dit boek – dat wordt uitgegeven door uitgever Willy Hermans uit Hengelo – vertelt in woord en beeld de verhalen uit het Achterhoeks Museum 1940-1945. Dit Hengelose museum is in 2015 gesloten. De verteller in het boek is voormalig museumdirecteur Jean Kreunen. Zijn verhalen zijn opgetekend door journalist Luuk Stam.