[Hengelo]

Kastelein Henk van ’t Hoekje vertelde Eddy Geurts (64) ruim veertig jaar geleden dat bijenvereniging De Vooruitgang zou vergaderen in zijn café. Eddy had net zijn eerste volkje en meldde zich in de hoop veel wijzer te worden. Dat viel tegen, de club had nog maar zeven leden die vooral voor de gezelligheid bij elkaar kwamen. Tegenwoordig telt De Vooruitgang, mede door de inzet van Eddy,  bijna veertig actieve bijenhouders.

Tektst en Foto: Feikje Breimer

Dankzij een imkerende collega was Eddy’s  interesse gewekt in het werken met bijen. Achter het kantoor in Winterswijk waar hij werkte, stonden de drie bijenkasten van zijn collega. Van hem leerde hij vooral wat hij niet moest doen grinnikt Eddy. “Hij had maar één motto; het voorkómen van zwermen. Dat deed hij door de koningin van zijn volken dood te drukken. Ik heb nooit een cursus gevolgd maar ik las het boek Bijenhouden met succes van voor tot achter. Daarin stond de Aaltense methode beschreven. Je hoefde de koningin helemaal niet dood te drukken, je kon haar apart zetten met een aantal bijen en zo een kunstzwerm maken. Mijn eerste volkje kocht ik op de bijenmarkt in Bussum, een zes-ramertje voor honderd gulden. Sindsdien heb ik het imkeren door schade en schande geleerd.”

Noodfonds

Tijdens zijn eerste vergadering bij De Vooruitgang in 1978maakte Eddy kennis met Teunis Roenhorst, de secretaris van de vereniging. “Hij deed sinds 1946 vrijwel alles voor de vereniging, suiker bestellen, de contributiekaarten rondbrengen en als er een tekort was deed hij een greep uit het noodfonds zoals hij dat zelf noemde, maar dat betekende gewoon dat hij uit eigen zak een bijdrage deed. Na dertig jaar vonden de leden dat Teunis een lintje verdiende en heb ik de bijbehorende onderscheiding voor hem aangevraagd.” Deze inzet leverde Eddy levenslang op zoals hij het zelf noemt, maar hij lacht erbij en noemt het geen straf. Hij is nu veertig jaar lid en volgde Teunis als secretaris op. In september ontving hij zelf de bijbehorende onderscheiding van de NBV (Nederlandse Bijenhoudersvereniging).

Toen Eddy eind jaren zeventig actief werd voor De Vooruitgang in Hengelo was de vereniging bijna ter ziele. Imker zijn was een geheimzinnige hobby voor oude mensen. Eddy heeft door de jaren heen talloos veel mensen laten zien dat het niet moeilijk hoeft te zijn als je maar weet wat je doet. De meest gestelde vraag? Hoe vaak hij geprikt wordt. Daar heeft Eddy weinig last van legt hij uit. “Het heeft te maken met hoe je je beweegt bij een volk.” Hij pakt denkbeeldig een raam uit een bijenkast en als vanzelf gaan zijn handen vertraagd aan de slag en doet hij alsof hij voorzichtig wat bijen aan de kant veegt. “Ik doe dat altijd heel rustig, maar een beginner wil vaak te snel of is wat onhandiger. Dan verstoor je de bijen en zullen ze eerder prikken. Al is het maar goed ook dat bijen prikken, anders zou iedereen bijen houden!”


Geen moer

Al sinds Eddy zijn collega uitlegde dat hij geen koninginnen hoeft dood te drukken geniet Eddy ervan zijn kennis te delen. “De laatste jaren organiseren we als vereniging regelmatig cursussen, de nieuwe leden vragen mij regelmatig of ik wil helpen met een probleem. ‘Laten we eerst maar eens in de kast kijken’, stel ik dan altijd voor. Bijenhouden is geen exacte wetenschap, door in de kast te kijken zie ik wat er aan de hand zou kunnen zijn. Dat blijf ik leuk vinden om te doen. Imkers noemen de koningin een moer. Beginners zien vaak letterlijk geen moer!”

Met zijn huidige vijftien volken is Eddy honingleverancier voor veel enthousiaste afnemers. Voor zijn woning aan de Plataanstraat in Hengelo heeft hij een kraampje staan. Dit jaar was de voorjaarscrèmehoning een groot succes. “In het voorjaar is de samenstelling van honing iets anders dan later in het jaar, het kristalliseert sneller. Door geslingerde honing een aantal dagen te mixen verklein je de gevormde kristallen en krijg je die heerlijke crème. Daar komen mensen echt voor terug.”

Eddy is er de man niet naar om de barricades op te gaan maar hij maakt zich toch grote zorgen over de biodiversiteit. “Veertig jaar geleden groeiden er nog overal paardenbloemen en stond er klaver in de wei, er werd nog rogge verbouwd en je zag korenbloemen. Na de bloei van de lindebomen is er nu nauwelijks meer iets te halen voor de bijen. Van nature sturen de werksters in september de darren, de mannetjesbijen, uit de kast. Nu merk ik dat dat steeds vaker al in augustus gebeurt, dat is een teken dat er onvoldoende voedsel is. Ik moet de laatste jaren de bijen bijvoeren voordat ik in de zomer op vakantie ga.”

“Weet je wat mij steekt? Die zitmaaiers waarop mensen in het buitengebied de berm kort maaien. Als ze een duwmaaiertje hadden gingen ze echt de weg niet op, maar zo’n zitmaaier lokt dat uit. Ze maaien tientallen meters kaal waardoor geen enkele bloem de kans krijgt zijn kop op te steken. Mijn boodschap aan de lezers? Blijf van die berm af!”