[Ulft/Arnhem]

Nog even is een hoogwerker een extra bezienswaardigheid in Burgers’ Bush in Arnhem. In het bakje zijn Ulftenaar Jeroen Kuiper en anderen van de plantendienst van Burgers’ Zoo met snoeigereedschap in de weer om de bomen en planten in te tomen. Dat levert elk jaar meer dan 25.000 kilo snoeiafval op.

Tekst: Gerard Menting Foto’s: Roel Kleinpenning

Het is een typische klus voor de wintermaanden, vertelt de Achterhoeker die sinds twee jaar als hoofd van de plantendienst bij Burgers’ Zoo actief is. Het is dan rustiger wat bezoek betreft dan in het hoogseizoen waardoor het snoeiwerk zonder veel hinder uitgevoerd kan worden. Vanaf het hoogste punt achter in de tropische hal is goed te zien wat ze de afgelopen maanden hebben gepresteerd. Op twee plukjes na is de hoogte van de bomen en planten weer ruim onder het dik twintig meter hoge dak.

Razendscherpe punt

De enorme snoeiklus is nodig om te voorkomen dat de luchtkussens in stalen frames, waar het dak van is gemaakt, worden beschadigd. “Deze palmsoort”, wijst Jeroen naar een hoog opgeschoten exemplaar, “moeten we goed in de gaten houden. Net als bamboe hebben de scheuten een razendscherpe punt. Die kan zo door het dak heen prikken.”

Het groenteam van Jeroen is het hele jaar door bezig met onderhoud van de Bush, maar in de wintermaanden moet er stevig aangepoot worden om de hardste groeiers in te tomen. Hij wijst naar het midden van het dak, waar onder de dakdelen een net is gespannen. “Daar kan in de zomer het dak open, de netten moeten intact blijven om te voorkomen dat de vogels en andere dieren naar buiten kunnen.” Ook hangen daar de buizen met sproeiers, voor het vochtige klimaat in de hal. “Die maken we ook vrij van begroeiing en testen we meteen.”

Razendsnel verteerd

Met de snoei komt er meer licht en vocht van de sproeiers naar de onderste lagen planten. “Doe je niks dan heb je op den duur een kale bodem.” Het meeste snoeiafval wordt versnipperd en komt weer terug op de bodem. Door het vocht en de warmte verteert dat razendsnel. “Na drie weken is er al bijna niks meer van te zien.”

Kuiper was hovenier en regelmatige bezoeker van de Arnhemse dierentuin. “We hadden een gezinsabonnement”, vertelt hij. “Mijn vrouw zag op de website een vacature staan en dat leek me een mooie uitdaging. Ik vind het bijzonder dat ik hier mag werken. We hebben een mooi team waarmee we verantwoordelijk zijn voor al het groen van het park. Ook de bomen op de parkeerplaats, want je kunt niet hebben dat er een dode tak uitvalt en op een auto terechtkomt.”

Sinds de opening van de Bush in 1988 is op anderhalf hectare een tropisch regenwoud gegroeid waarin bomen, planten, vogels, insecten en andere dieren met elkaar een evenwichtige samenleving vormen. Ook anderen in het dierenpark profiteren daarvan, vertelt de Ulftenaar. “Vruchten van de cacaobomen plukken we voor de mensapen. Als er trossen aan de bananenplanten komen, gaan die naar de olifanten, chimpansees en mensapen”, geeft hij voorbeelden. “We hebben een veld vol bananenplanten flink uitgedund. De olifanten vinden dat blad fantastisch om te eten. Ook het groen van de heliconia vinden ze heerlijk. Een mooie afwisseling in hun voedsel.”

Onstuimige groei

De heliconia, met langwerpig gestreept blad, is een van de vele planten in de Bush die we als kamerplanten kennen. Maar dan in aanzienlijk kleinere vorm dan hier, waar de warme en vochtige omstandigheden ideaal zijn voor onstuimige groei. Jeroen wijst naar bromelia’s, epifyten die een andere plant als gastheer hebben. “Die vangen water op, daar profiteren insecten, vogels en kikkers van. Het zijn bovendien beschutte plekken voor vogelnesten.”

Epibremnum is er nog zo een, een klimmer met gevlekt blad. Hooguit een metertje hoog in de woonkamer, maar hier is het blad soms al een halve meter in doorsnee. Van andere vensterbankplanten zoals de dieffenbachia, ficus, olifantsoor, gatenplant of calathea zie je in de Bush de gedaante die ze in hun natuurlijke omgeving krijgen. Meestal betekent dit dat ze enorm veel groter zijn én bloemen en vruchten voortbrengen.

De dracaena is een plantenfamilie waar vele soorten van te vinden zijn. “We hebben een hele verzameling. We zijn ook een botanische tuin en helpen mee om zeldzame soorten in stand te houden. We wisselen daarvoor planten uit met andere botanische tuinen.”

Dat gaat binnenkort ook gebeuren met de plantencollectie van De Passiflorahoeve in Heukelum, die ermee is gestopt. De planten zijn naar Arnhem gegaan en zijn nu even ondergebracht in de Bush. “Daarna worden ze verspreid over andere botanische tuinen.”

Cactussen uit zaadjes

Een andere bijzondere collectie is de cactusverzameling van Bert en Anny van der Meer uit Ruurlo, die hun Cactus Oase vanwege de hoge energiekosten eind vorig jaar moesten sluiten. “Ik heb daar een belletje aan gewaagd en werd gelijk uitgenodigd. Een deel van de planten kreeg een plek in de Desert. Het unieke van hun collectie is dat ze alle cactussen uit zaadjes hebben opgekweekt. Die planten zijn veertig jaar oud!”

De symbiose van plant en dier maakt de Bush bijzonder. Een voorbeeld is de brilbladneusvleermuis, een nachtdier dat ’s nachts in de Bush rondvliegt. “Botanische tuinen slagen er vaak niet in planten die ’s nachts bloeien te kweken. Hier lukt dat wel dankzij de vleermuis. Die zorgt voor bestuiving bij nachtbloeiers.”

Mocht zich een plaag voordoen van luis of wants, dan wordt gezocht naar een natuurlijke vijand. “Dan zetten we bijvoorbeeld een sluipwesp uit. Bestrijden met gif kan hier niet.”

Vlakbij de plek waar gesnoeid wordt, wil Jeroen wijzen op een nieuw soort in de Bush, de bladsnijdermier. Onderaan een paal in het water groeien planten, waar die mier stukjes afsnijdt en daarmee terugloopt naar het nest. “Je zou nu een hele rij mieren sjouwend met een stukje groen moeten zien, hier op de paal en dan over de kabels daar naar binnen. Maar ik zie er daar maar één”, zegt hij bezorgd en belt meteen even met de verzorger. “Niets bijzonders gelukkig”, weet hij even later.” Ze waren met het nest bezig, daarom zijn ze vandaag later.”